Pte
Ernest Tatt
Informatie over geboorte
Geboortedatum: 29/05/1896 |
Geboorteplaats: St John's Wood, Middlesex, Engeland, Verenigd Koninkrijk |
Algemene Informatie
Laatst gekende woonplaats: 58 St Mark's Road, Enfield, Middlesex, Engeland, Verenigd Koninkrijk |
Beroep: Bediende burgerlijk ingenieursbureau |
Geloof: Church of England |
Informatie legerdienst
Land: Engeland, Verenigd Koninkrijk |
Strijdmacht: British Expeditionary Force |
Rang: Private |
Service nummer: 28900 |
Eenheden: — The Duke of Cambridge’s Own (Middlesex Regiment), 1st Bn. (Laatst gekende eenheid) |
Informatie over overlijden
Datum van overlijden: 01/01/1976 |
Plaats van overlijden: Hackney, Middlesex, Engeland, Verenigd Koninkrijk |
Doodsoorzaak: Overlijden na de oorlog (niet gerelateerd) |
Leeftijd: 79 |
Onderscheidingen en medailles 2
British War Medal Medaille |
Victory Medal Medaille |
Points of interest 5
#1 | Geboorteplaats | ||
#2 | Laatst gekende woonplaats | ||
#3 | Krijgsgevangene | ||
#4 | Krijgsgevangenkamp | ||
#5 | Plaats van overlijden (bij benadering) |
Mijn verhaal
Ernest Tatt werd geboren in St John's Wood, Middlesex. Hij was de zoon van James William en Esther Tatt (née Heitt). Ernest had twee broers: Alfred en Albert. Tijdens de oorlog werd hij ingedeeld bij The Duke of Cambridge's Own (Middlesex Regiment), 1st Battalion, 98th Brigade, 33rd Division.
De divisie was betrokken bij de Slag bij Passendale (31 juli - 10 november 1917). In de nacht van 24 op 25 september, nam het 1st Middlesex posities in tussen het Polygoonbos en Reutelbeek; "A" Company bevond zich rechts in de frontlinie bij Carlisle Farm, "B" Company links. "C" en "D" Comapnies zaten in de tweede linie. In de vroege ochtend van 25 september 1917 lanceerden Duitse troepen van de 16. Kgl. Bayer. Infanterie-Division een tegenaanval op de linies van de 33ste Divisie. De voorste compagnieën van de 1st Middlesex kregen het zwaar te verduren. Onder dekking van een artilleriebarrage slaagden de Duitsers erin een bres te slaan tussen "A" en "B" compagnieën. De posities van "A" Company werden afgesneden en onder de voet gelopen. Na gevechten van man tot man vielen de restanten van de compagnieën terug op de tweede linie. Alle officieren van de twee compagnieën werden gedood of gewond, waaronder kapitein Preston, bevelvoerend officier van "A" compagnie. Hoewel de tweede linie een verdere opmars kon verhinderen, had het 1st Middlesex zware verliezen geleden; 37 doden, 69 gewonden en 131 vermisten. Volgens de War Diary van de 1st Middlesex werden ook 12 mannen van "A" Company gevangen genomen. Eén van hen was de 21-jarige Ernest Tatt. Hij werd via Dendermonde naar het krijgsgevangenkamp in Dülmen bij Münster gedeporteerd. Op het hoogtepunt werden hier ongeveer 10.000 krijgsgevangenen ondergebracht. De krijgsgevangenen werden tewerkgesteld in de industrie van de stad Dülmen en in de landbouw. Het kamp werd in 1918 opgeheven en diende van 1919 als repatriëringskamp voor Duitse soldaten.
Ernest keerde terug naar huis. In 1922 trouwde hij met Dorothy Rose Partner. Een jaar later kregen ze een dochter, Pearl Margaret Tatt. In 1939 woonde het gezin op 58 St Mark's Road in Enfield. Ernest werkte toen als kantoorbediende bij een ingenieursbureau. In 1976 stierf Ernest vredig op 79-jarige leeftijd.
De divisie was betrokken bij de Slag bij Passendale (31 juli - 10 november 1917). In de nacht van 24 op 25 september, nam het 1st Middlesex posities in tussen het Polygoonbos en Reutelbeek; "A" Company bevond zich rechts in de frontlinie bij Carlisle Farm, "B" Company links. "C" en "D" Comapnies zaten in de tweede linie. In de vroege ochtend van 25 september 1917 lanceerden Duitse troepen van de 16. Kgl. Bayer. Infanterie-Division een tegenaanval op de linies van de 33ste Divisie. De voorste compagnieën van de 1st Middlesex kregen het zwaar te verduren. Onder dekking van een artilleriebarrage slaagden de Duitsers erin een bres te slaan tussen "A" en "B" compagnieën. De posities van "A" Company werden afgesneden en onder de voet gelopen. Na gevechten van man tot man vielen de restanten van de compagnieën terug op de tweede linie. Alle officieren van de twee compagnieën werden gedood of gewond, waaronder kapitein Preston, bevelvoerend officier van "A" compagnie. Hoewel de tweede linie een verdere opmars kon verhinderen, had het 1st Middlesex zware verliezen geleden; 37 doden, 69 gewonden en 131 vermisten. Volgens de War Diary van de 1st Middlesex werden ook 12 mannen van "A" Company gevangen genomen. Eén van hen was de 21-jarige Ernest Tatt. Hij werd via Dendermonde naar het krijgsgevangenkamp in Dülmen bij Münster gedeporteerd. Op het hoogtepunt werden hier ongeveer 10.000 krijgsgevangenen ondergebracht. De krijgsgevangenen werden tewerkgesteld in de industrie van de stad Dülmen en in de landbouw. Het kamp werd in 1918 opgeheven en diende van 1919 als repatriëringskamp voor Duitse soldaten.
Ernest keerde terug naar huis. In 1922 trouwde hij met Dorothy Rose Partner. Een jaar later kregen ze een dochter, Pearl Margaret Tatt. In 1939 woonde het gezin op 58 St Mark's Road in Enfield. Ernest werkte toen als kantoorbediende bij een ingenieursbureau. In 1976 stierf Ernest vredig op 79-jarige leeftijd.
Bronnen 5
1 Battalion Middlesex Regiment, (The National Archives, KEW (TNA), WO 95/2426/1). https://www.nationalarchives.gov.uk/ Gebruikte bronnen |
1939 England and Wales Register (the National Archives, Kew (TNA) Rg 101/745j). https://www.nationalarchives.gov.uk/ Gebruikte bronnen |
Census Returns of England and Wales 1911 (The National Archives, Kew (TNA) RG14). https://www.nationalarchives.gov.uk/ Gebruikte bronnen |
McCarthy Chris, Passchendaele. The Day-by-Day Account (London, Unicorn Publishing Group, 2018) 89-90. Gebruikte bronnen |
Prisoners of the First World War, the ICRC archives (International Committee of the Red Cross archives, Geneva (ICRC), ACICR, C G1). https://grandeguerre.icrc.org/ Gebruikte bronnen |
Meer informatie 1
Lives of the First World War (Imperial War Museum) https://livesofthefirstworldwar.iwm.org.uk/lifestory/4359874 |