Pte
James Alcorn
Informatie over geboorte
Geboortedatum: 07/07/1880 |
Geboorteplaats: Edinburgh, Midlothian, Schotland, Verenigd Koninkrijk |
Algemene Informatie
Beroep: Handelsreiziger |
Informatie legerdienst
Land: Schotland, Verenigd Koninkrijk |
Strijdmacht: British Expeditionary Force |
Rang: Private |
Service nummer: 376624 |
Dienstneming plaats: Edinburgh, Midlothian, Schotland, Verenigd Koninkrijk |
Eenheden: — Royal Scots (Lothian Regiment), 13th Bn. (Laatst gekende eenheid) |
Informatie over overlijden
Datum van overlijden: 22/08/1917 |
Plaats van overlijden: Vampir, Zonnebeke, Belgiƫ |
Leeftijd: 37 |
Gedenkplaats
Tyne Cot Memorial Paneel: 12 |
Onderscheidingen en medailles 2
British War Medal Medaille |
Victory Medal Medaille |
Points of interest 3
#1 | Geboorteplaats | ||
#2 | Dienstneming plaats | ||
#3 | Plaats van overlijden (bij benadering) |
Mijn verhaal
James Alcorn, een voormalig handelsreiziger, werd op 7 juli 1880 geboren in Edinburgh, Midlothian, Schotland. Hij was de zoon van James en Isabella Alcorn. In 1906 trouwde hij met Louisa Munro, maar zij overleed in januari 1914. Hij bleef achter als weduwnaar met drie kinderen. In april 1917 meldde hij zich in Edinburgh, Midlothian, Schotland. James diende als soldaat in het 13de Bataljon Royal Scots (Lothian Regiment), onderdeel van de 45ste Brigade van de 15de (Schotse) Divisie.
Op 22 augustus 1917 nam de 15de Divisie deel aan de Slag om Passendale. Ze plande een aanval met de 44th Brigade aan de linkerzijde en de 45th Brigade aan de rechterzijde. De 45th Brigade zou aanvallen met het 11th Battalion Argyll and Sutherland Highlanders aan de linkerkant en het 13th Battalion Royal Scots aan de rechterkant. Omdat het plan het opruimen en veroveren van Duitse bolwerken voorschreef, werd een deel van de 6/7th Royal Scots ter ondersteuning aan de aanvallende bataljons toegevoegd als opruimploegen. Deze bolwerken waren Potsdam, Vampir, Borry Farm en Beck House. Het 6de Battalion Cameron Highlanders werd in reserve geplaatst. Het doel voor het 13th Battalion Royal Scots was een lijn in zuidelijke richting van een punt tussen Mitchelle Farm en Bostin farm naar Potsdam.
In de nacht van 20 op 21 augustus 1917 loste het bataljon het 7/8th Battalion Kings Own Rifle Brigade af. Dit was voltooid om 3u50 "B" Company en "D" Company hielden de frontlinie. "C" Coy was in Douglas Villa en "A" Coy in loopgraven bij Bill Cottage.
Om 4u45 begon het Britse spervuur en de aanval. Tegen 5u30 hadden de mannen Potsdam en Vampir bereikt, maar ze werden opgehouden door machinegeweer- en sluipschuttersvuur, afkomstig van deze sterke punten. Het bataljon leed zware verliezen als gevolg van het niet aflatende mitrailleurvuur. Intussen was de opmars van de 11th Argyll & Sutherland Highlanders voor Beck House en Borry Farm tegengehouden. De Royal Scots konden nog enkele gebouwen langs de spoorweg Ieper-Roeselare veroveren, maar een verdere opmars bleek bijna onmogelijk. De aanval stokte en om 13u15 werd de nieuwe frontlijn geconsolideerd en opnieuw georganiseerd. Ze liep nu in zuidoostelijke richting van de weg ten oosten van Frost House naar de spoorweg Ieper-Roeselare, ten oosten van Railway Dump. Tegen 14u00 werd het bataljon gedwongen zich iets verder terug te trekken, omdat geallieerde granaten te kort op hun stellingen vielen en slachtoffers veroorzaakten. Na 14u00 bleef de situatie ongewijzigd. In de nacht van 22 op 23 augustus en gedurende de gehele 23e augustus bleef het front rustig. Het 13th Battalion Royal Scots werd in de nacht van 23 op 24 augustus afgelost.
James Alcorn, 37 jaar oud, sneuvelde in de strijd op 22 augustus 1917. Hij werd waarschijnlijk gedood tijdens de aanval op Vampir en Potsdam. Hij was weduwnaar en liet drie kinderen na. Private Alcorn heeft geen bekend graf en wordt herdacht op paneel 12 van het Tyne Cot Memorial. Zijn broer, Private James M. Alcorn van het 1ste Battalion King's Own Scottish Borderers zou op 1 december 1917 sneuvelen.
Op 22 augustus 1917 nam de 15de Divisie deel aan de Slag om Passendale. Ze plande een aanval met de 44th Brigade aan de linkerzijde en de 45th Brigade aan de rechterzijde. De 45th Brigade zou aanvallen met het 11th Battalion Argyll and Sutherland Highlanders aan de linkerkant en het 13th Battalion Royal Scots aan de rechterkant. Omdat het plan het opruimen en veroveren van Duitse bolwerken voorschreef, werd een deel van de 6/7th Royal Scots ter ondersteuning aan de aanvallende bataljons toegevoegd als opruimploegen. Deze bolwerken waren Potsdam, Vampir, Borry Farm en Beck House. Het 6de Battalion Cameron Highlanders werd in reserve geplaatst. Het doel voor het 13th Battalion Royal Scots was een lijn in zuidelijke richting van een punt tussen Mitchelle Farm en Bostin farm naar Potsdam.
In de nacht van 20 op 21 augustus 1917 loste het bataljon het 7/8th Battalion Kings Own Rifle Brigade af. Dit was voltooid om 3u50 "B" Company en "D" Company hielden de frontlinie. "C" Coy was in Douglas Villa en "A" Coy in loopgraven bij Bill Cottage.
Om 4u45 begon het Britse spervuur en de aanval. Tegen 5u30 hadden de mannen Potsdam en Vampir bereikt, maar ze werden opgehouden door machinegeweer- en sluipschuttersvuur, afkomstig van deze sterke punten. Het bataljon leed zware verliezen als gevolg van het niet aflatende mitrailleurvuur. Intussen was de opmars van de 11th Argyll & Sutherland Highlanders voor Beck House en Borry Farm tegengehouden. De Royal Scots konden nog enkele gebouwen langs de spoorweg Ieper-Roeselare veroveren, maar een verdere opmars bleek bijna onmogelijk. De aanval stokte en om 13u15 werd de nieuwe frontlijn geconsolideerd en opnieuw georganiseerd. Ze liep nu in zuidoostelijke richting van de weg ten oosten van Frost House naar de spoorweg Ieper-Roeselare, ten oosten van Railway Dump. Tegen 14u00 werd het bataljon gedwongen zich iets verder terug te trekken, omdat geallieerde granaten te kort op hun stellingen vielen en slachtoffers veroorzaakten. Na 14u00 bleef de situatie ongewijzigd. In de nacht van 22 op 23 augustus en gedurende de gehele 23e augustus bleef het front rustig. Het 13th Battalion Royal Scots werd in de nacht van 23 op 24 augustus afgelost.
James Alcorn, 37 jaar oud, sneuvelde in de strijd op 22 augustus 1917. Hij werd waarschijnlijk gedood tijdens de aanval op Vampir en Potsdam. Hij was weduwnaar en liet drie kinderen na. Private Alcorn heeft geen bekend graf en wordt herdacht op paneel 12 van het Tyne Cot Memorial. Zijn broer, Private James M. Alcorn van het 1ste Battalion King's Own Scottish Borderers zou op 1 december 1917 sneuvelen.
Bronnen 5
45 Infantry Brigade: 13 Battalion The Royal Scots. (The National Archives, Kew (TNA), WO 95/1946/4). https://www.nationalarchives.gov.uk/ Gebruikte bronnen |
45 Infantry Brigade: Headquarters (The National Archives, Kew (TNA), WO 95/1943/2). https://www.nationalarchives.gov.uk/ Gebruikte bronnen |
Census Returns of England and Wales, 1901 (The National Archives, Kew (TNA), RG13). https://www.ancestry.com/ Gebruikte bronnen |
Samuel Walker, George Heriot's School: Roll Of Honour, 1914-1919 (Edinburgh: War Memorial Committee, 1921). https://archive.org/details/georgeheriotssch1921geor Gebruikte bronnen |
UK Photo & Social History Archive https://www.ukphotoarchive.org.uk/ Gebruikte bronnen |
Meer informatie 3
Commonwealth War Graves Commission Database https://www.cwgc.org/find-records/find-war-dead/casualty-details/845822 |
Namenlijst (In Flanders Fields Museum) https://namenlijst.org/publicsearch/#/person/_id=c84e8422-33ed-4e69-8b88-b0d7a06a8b0a |
Lives of the First World War (Imperial War Museum) https://livesofthefirstworldwar.iwm.org.uk/lifestory/639641 |