Capt
Peter James Alexander
Informatie over geboorte
Geboortedatum: 17/02/1895 |
Geboorteplaats: Perth, Perthshire, Schotland, Verenigd Koninkrijk |
Algemene Informatie
Laatst gekende woonplaats: Perth, Perthshire, Schotland, Verenigd Koninkrijk |
Informatie legerdienst
Land: Schotland, Verenigd Koninkrijk |
Strijdmacht: British Expeditionary Force |
Rang: Captain |
Eenheden: — Black Watch (Royal Highlanders), 8th Bn. (Laatst gekende eenheid) |
Informatie over overlijden
Datum van overlijden: 12/10/1917 |
Plaats van overlijden: Varlet Farm, België |
Doodsoorzaak: Killed in action (K.I.A.) |
Leeftijd: 22 |
Begraafplaats
Tyne Cot Cemetery Plot: XXXV Rij: D Graf: 14 |
Onderscheidingen en medailles 1
Military Cross Medaille |
Points of interest 3
#1 | Geboorteplaats | ||
#2 | Laatst gekende woonplaats | ||
#3 | Plaats van overlijden (bij benadering) |
Mijn verhaal
Peter James Alexander werd geboren op 17 februari 1895 in Perth, Perthshire, Schotland. Hij was de zoon van John Alexander en Mary Glen Alexander. Hij had twee zussen: Helen McNiven Alexander en Margaret A. Alexander. Daarnaast woonde de bediende Margaret MacDonald ook bij hen in huis. Peter was een goede student en nam actief deel aan het sociale leven waardoor hij veel vrienden had op school. Hij trad in dienst in de British Expeditionary Force als second lieutenant, maar promoveerde tot kapitein in het 8th Battalion Black Watch (Royal Highlanders) Regiment (26th Brigade, 9th (Scottish) Division).
Kort na de aankomst van Peter in Frankrijk raakte hij gewond op 7 november 1915 in zijn beide benen als machine-gun officer van zijn bataljon in Authville. Al in de herfst 1916 kon hij terugkeren naar Frankrijk. Hierna werd hij toegevoegd bij het 8th Battalion Black Watch Regiment.
Op donderdag 12 oktober 1917, de dag dat Peter overleed, vond de Eerste Slag bij Passendale plaats. Deze slag was de voorlaatste fase van de Slag bij Passendale. Na eerdere successen van de geallieerden, waaronder de verovering van Messines Ridge en Pilkem Ridge, werd een nieuw offensief gepland door Britse, Australische en Nieuw-Zeelandse troepen om de Passendale-heuvelrug te veroveren van de Duitsers en hen terug te dringen. Een eerste poging tot opmars mislukte op 9 oktober 1917, waarna de troepen van het Britse Rijk een nieuwe aanval probeerden op 12 oktober 1917, ondanks de slechte weeromstandigheden. In de nacht van 11 op 12 oktober 1917 was er namelijk veel regen gevallen, waardoor de troepen tot aan hun enkels of knieën in de modder stonden. In de vroege ochtend van 12 oktober begon het dan ook nog eens te miezeren, wat later uitmondde in stortregens. De aanval was een kostbare nederlaag voor de geallieerden met vele slachtoffers aan beide kanten waardoor de aanval de volgende dag, op 13 oktober 1917, werd afgeblazen en uitgesteld tot het weer zou verbeteren. Pas op 26 oktober 1917 vond een tweede poging plaats om Passendale te veroveren tijdens de Tweede Slag bij Passendale, onder leiding van het Canadese korps.
Op 10 oktober 1917 verliet het 8th Battalion om 8.45 am Siege Camp en ging via de vooropgestelde routes naar Reigersburg Camp. Daar bivakkeerde het bataljon tot 7 pm. 15 minuten later gingen de compagnieën van het bataljon via hun routes naar verschillende posities: de A en B Companies gingen naar Canopus Trench, de C en D Companies gingen naar California Drive en het hoofdkwartier van het bataljon ging naar Cheddar Villa. Alle compagnieën van het bataljon bleven op hun posities tot 7 pm op 11 oktober, waarna ze zich naar de verzamelposities begaven: de A en B Companies gingen via Mousetrap Track, Springfield Farm en X tracks, de C en D Companies gingen via Alberta Farm en Y tracks en het hoofdkwartier van het bataljon ging via Mousetrap Track en Springfield Farm naar Victoria Farm. Tussen 2 am en 4 am op 12 oktober werd het bataljon onderworpen aan een gasbeschieting met gasgranaten door de Duitsers.
De A en B Companies hadden problemen met het vinden van hun correcte startposities na het verlaten van de verzamelposities, maar konden uiteindelijk toch hun startposities bereiken tegen 4 am op 12 oktober. Dit veroorzaakte een paar slachtoffers vanwege Duitse beschietingen die zich zo'n 100 yards achter het bataljon bevonden. Beide compagnieën kregen contact met het 3rd Battalion New-Zealand Rifle Brigade, maar konden geen contact krijgen met de C en D Companies van het 8th Battalion aan hun linkerkant.
Aan de andere kant marcheerden de C en D Companies naar hun startposities vanaf de linkerkant van de andere compagnies volgens de order. Ze kregen contact met het 5th Battalion Cameron Highlanders Regiment en het 10th Battalion Argyll & Sutherland Highlanders Regiment aan hun linkerkant en met het 7th Battalion Seaforth Highlanders Regiment aan hun rechterkant. Maar ze konden geen contact krijgen met de A en B Companies van het 8th Battalion Black Watch Regiment.
Toen alle compagnieën op hun startposities waren, viel de 9th Division om 5.35 am aan met de 26th Brigade. De 27th Brigade was ter ondersteuning. De 26th Brigade rukte op vanuit een lijn tussen Terrier Farm en Adler Farm, wat de startposities van de brigade waren. Bij het begin van de aanval leken alle vier compagnieën van het 8th Battalion in hun respectievelijke linies voorwaarts te gaan en de barrage te volgen. Maar al snel viel er een gat tussen de rechter compagnieën, die de A en B Companies waren, en de linker compagnieën, die de C en D Companies waren, omdat ze er niet in slaagden om contact met elkaar te maken. De opening werd wel meteen opgevuld door de linker achterkant van de compagnie van het 7th Battalion Seaforth Highlanders Regiment.
A Company van het 8th Battalion kende al snel tegenstand van Duits geweervuur in de nabijheid van Adler Farm, dus vanaf hun startposities. De compagnie kon er echter mee omgaan door lewis gun en geweervuur. De compagnie kreeg opnieuw zware Duitse beschietingen en zwaar mitrailleurvuur vanaf de nabijgelegen flanken over zich heen, maar de compagnie kon vooruitgang boeken tot ze halt hielden en een linie van granaattrechters consolideerden doordat de toestand van de grond het toeliet. Tijdens deze operatie werd de compagnie blootgesteld aan zware Duitse beschietingen en machinegeweervuur vanaf de linkerflank. De compagnie werd in de nacht van 13 oktober afgelost.
B Company passeerde de A Company om Wallemolen te bereiken, dat dicht bij Varlet Farm gesitueerd is, de plaats waar Peter gesneuveld was. De B Company had de Nieuw-Zeelandse en Royal Scots troepen aan hun rechterkant. De compagnie probeerde zich in te graven op een lijn van het noorden van Wallemolen tot een begraafplaats die zich bevond tussen Wallemolen en Wolf Farm. Daar werden ze blootgesteld aan mitrailleurvuur van voren op de flanken en van sluipschutters. Om 3 pm kreeg de compagnie te maken met kleine tegenaanvallen van de Duitsers toen de frontlinie zwaar door hen beschoten werd. In de avond van 13 oktober vormde het 7th Battalion Seaforth Highlanders Regiment een beschermende linie vanaf de linkerkant van hun posities tot Inch House. De B Company werd uiteindelijk in de nacht van 13 op 14 oktober afgelost door de Zuid-Afrikanen.
C Company rukte dicht op naar het spervuur aan het begin van de aanval. De compagnie moest echter van richting veranderen naar rechts omdat ze te links gingen. De compagnie werd opgehouden door Duitse sluipschutters en mitrailleurvuur op de loopgraaf vanuit tien oosten van Vacher Farm. Desondanks was de compagnie in staat om 100 yards op te rukken in de richting van Vacher Farm en consolideerde een lijn van granaattrechters rond Vacher Farm. De compagnie kon contact krijgen met het 10th Battalion Argyll & Sutherland Highlanders Regiment aan hun linkerzijde en met het 7th Battalion Seaforth Highlanders Regiment en de Royal Scots na de consolidatie. De compagnie kon echter geen contact krijgen met de A Company van hun eigen bataljon aan de rechterkant. Uiteindelijk werd de compagnie in de ochtend van 14 oktober afgelost door Zuid-Afrikanen.
D Company kon vanaf het begin geen contact krijgen met B Company aan de rechterkant terwijl die aan het oprukken waren. Terwijl de compagnie de oostkant van Vacher Farm bereikte kwamen ze onder Duits geweer- en machinegeweervuur uit de richting van Oxford Houses. Terwijl Oxford Houses werd ingenomen door een ondersteunend bataljon reorganiseerde de D Company zich en consolideerde een linie van Oxford Houses naar de oostkant van Vacher Farm. Daar had de compagnie de C Company aan hun rechterzijde en het 5th Battalion Cameron Highlanders Regiment aan hun linkerzijde. De compagnie kon echter nog steeds geen contact krijgen met de A en B Companies. De compagnie werd afgelost in de nacht van 13 oktober op 14 oktober.
De Eerste Slag om Passendale veroorzaakte veel moeilijkheden voor het 8th Battalion Black Watch Regiment. De verschillende compagnieën raakten de weg kwijt en konden geen contact met elkaar maken. Bovendien was het voor de compagnieën onmogelijk om hun doelen te vinden omdat veel doelen vernietigd waren door granaatvuur en als gevolg van de vele modder. Ook de aanwezigheid van lopers, die berichten konden brengen tussen de compagnieën en het hoofdkwartier van het bataljon, bracht problemen met zich mee omdat veel lopers omkwamen. Het aantal brancardiers was ook te weinig in vergelijking met de vraag naar en behoefte aan brancardiers. Tenslotte zorgden de slechte weersomstandigheden en de sterke en voortdurende Duitse beschietingen en sluipschutters ook voor veel moeilijkheden.
Bovendien veroorzaakte de Eerste Slag om Passendale ook heel wat slachtoffers in het 8th Battalion. Het aantal slachtoffers varieerde van 275 tot 353: 36 tot 88 soldaten werden vermist, 200 tot 221 soldaten raakten gewond, één stierf aan zijn verwondingen en 38 tot 43 soldaten werden gedood in de strijd. Onder deze laatsten bevond zich de 22-jarige Peter James Alexander. Hij stierf bij Varlet Farm. Het is daarom mogelijk dat Peter kapitein was van B Company in het bataljon en stierf terwijl hij posities bij Wallemolen bereikte, dat onder Varlet Farm lag. Hij ligt begraven op Tyne Cot Cemetery (perceel XXXV, rij D, graf 14).
Kort na de aankomst van Peter in Frankrijk raakte hij gewond op 7 november 1915 in zijn beide benen als machine-gun officer van zijn bataljon in Authville. Al in de herfst 1916 kon hij terugkeren naar Frankrijk. Hierna werd hij toegevoegd bij het 8th Battalion Black Watch Regiment.
Op donderdag 12 oktober 1917, de dag dat Peter overleed, vond de Eerste Slag bij Passendale plaats. Deze slag was de voorlaatste fase van de Slag bij Passendale. Na eerdere successen van de geallieerden, waaronder de verovering van Messines Ridge en Pilkem Ridge, werd een nieuw offensief gepland door Britse, Australische en Nieuw-Zeelandse troepen om de Passendale-heuvelrug te veroveren van de Duitsers en hen terug te dringen. Een eerste poging tot opmars mislukte op 9 oktober 1917, waarna de troepen van het Britse Rijk een nieuwe aanval probeerden op 12 oktober 1917, ondanks de slechte weeromstandigheden. In de nacht van 11 op 12 oktober 1917 was er namelijk veel regen gevallen, waardoor de troepen tot aan hun enkels of knieën in de modder stonden. In de vroege ochtend van 12 oktober begon het dan ook nog eens te miezeren, wat later uitmondde in stortregens. De aanval was een kostbare nederlaag voor de geallieerden met vele slachtoffers aan beide kanten waardoor de aanval de volgende dag, op 13 oktober 1917, werd afgeblazen en uitgesteld tot het weer zou verbeteren. Pas op 26 oktober 1917 vond een tweede poging plaats om Passendale te veroveren tijdens de Tweede Slag bij Passendale, onder leiding van het Canadese korps.
Op 10 oktober 1917 verliet het 8th Battalion om 8.45 am Siege Camp en ging via de vooropgestelde routes naar Reigersburg Camp. Daar bivakkeerde het bataljon tot 7 pm. 15 minuten later gingen de compagnieën van het bataljon via hun routes naar verschillende posities: de A en B Companies gingen naar Canopus Trench, de C en D Companies gingen naar California Drive en het hoofdkwartier van het bataljon ging naar Cheddar Villa. Alle compagnieën van het bataljon bleven op hun posities tot 7 pm op 11 oktober, waarna ze zich naar de verzamelposities begaven: de A en B Companies gingen via Mousetrap Track, Springfield Farm en X tracks, de C en D Companies gingen via Alberta Farm en Y tracks en het hoofdkwartier van het bataljon ging via Mousetrap Track en Springfield Farm naar Victoria Farm. Tussen 2 am en 4 am op 12 oktober werd het bataljon onderworpen aan een gasbeschieting met gasgranaten door de Duitsers.
De A en B Companies hadden problemen met het vinden van hun correcte startposities na het verlaten van de verzamelposities, maar konden uiteindelijk toch hun startposities bereiken tegen 4 am op 12 oktober. Dit veroorzaakte een paar slachtoffers vanwege Duitse beschietingen die zich zo'n 100 yards achter het bataljon bevonden. Beide compagnieën kregen contact met het 3rd Battalion New-Zealand Rifle Brigade, maar konden geen contact krijgen met de C en D Companies van het 8th Battalion aan hun linkerkant.
Aan de andere kant marcheerden de C en D Companies naar hun startposities vanaf de linkerkant van de andere compagnies volgens de order. Ze kregen contact met het 5th Battalion Cameron Highlanders Regiment en het 10th Battalion Argyll & Sutherland Highlanders Regiment aan hun linkerkant en met het 7th Battalion Seaforth Highlanders Regiment aan hun rechterkant. Maar ze konden geen contact krijgen met de A en B Companies van het 8th Battalion Black Watch Regiment.
Toen alle compagnieën op hun startposities waren, viel de 9th Division om 5.35 am aan met de 26th Brigade. De 27th Brigade was ter ondersteuning. De 26th Brigade rukte op vanuit een lijn tussen Terrier Farm en Adler Farm, wat de startposities van de brigade waren. Bij het begin van de aanval leken alle vier compagnieën van het 8th Battalion in hun respectievelijke linies voorwaarts te gaan en de barrage te volgen. Maar al snel viel er een gat tussen de rechter compagnieën, die de A en B Companies waren, en de linker compagnieën, die de C en D Companies waren, omdat ze er niet in slaagden om contact met elkaar te maken. De opening werd wel meteen opgevuld door de linker achterkant van de compagnie van het 7th Battalion Seaforth Highlanders Regiment.
A Company van het 8th Battalion kende al snel tegenstand van Duits geweervuur in de nabijheid van Adler Farm, dus vanaf hun startposities. De compagnie kon er echter mee omgaan door lewis gun en geweervuur. De compagnie kreeg opnieuw zware Duitse beschietingen en zwaar mitrailleurvuur vanaf de nabijgelegen flanken over zich heen, maar de compagnie kon vooruitgang boeken tot ze halt hielden en een linie van granaattrechters consolideerden doordat de toestand van de grond het toeliet. Tijdens deze operatie werd de compagnie blootgesteld aan zware Duitse beschietingen en machinegeweervuur vanaf de linkerflank. De compagnie werd in de nacht van 13 oktober afgelost.
B Company passeerde de A Company om Wallemolen te bereiken, dat dicht bij Varlet Farm gesitueerd is, de plaats waar Peter gesneuveld was. De B Company had de Nieuw-Zeelandse en Royal Scots troepen aan hun rechterkant. De compagnie probeerde zich in te graven op een lijn van het noorden van Wallemolen tot een begraafplaats die zich bevond tussen Wallemolen en Wolf Farm. Daar werden ze blootgesteld aan mitrailleurvuur van voren op de flanken en van sluipschutters. Om 3 pm kreeg de compagnie te maken met kleine tegenaanvallen van de Duitsers toen de frontlinie zwaar door hen beschoten werd. In de avond van 13 oktober vormde het 7th Battalion Seaforth Highlanders Regiment een beschermende linie vanaf de linkerkant van hun posities tot Inch House. De B Company werd uiteindelijk in de nacht van 13 op 14 oktober afgelost door de Zuid-Afrikanen.
C Company rukte dicht op naar het spervuur aan het begin van de aanval. De compagnie moest echter van richting veranderen naar rechts omdat ze te links gingen. De compagnie werd opgehouden door Duitse sluipschutters en mitrailleurvuur op de loopgraaf vanuit tien oosten van Vacher Farm. Desondanks was de compagnie in staat om 100 yards op te rukken in de richting van Vacher Farm en consolideerde een lijn van granaattrechters rond Vacher Farm. De compagnie kon contact krijgen met het 10th Battalion Argyll & Sutherland Highlanders Regiment aan hun linkerzijde en met het 7th Battalion Seaforth Highlanders Regiment en de Royal Scots na de consolidatie. De compagnie kon echter geen contact krijgen met de A Company van hun eigen bataljon aan de rechterkant. Uiteindelijk werd de compagnie in de ochtend van 14 oktober afgelost door Zuid-Afrikanen.
D Company kon vanaf het begin geen contact krijgen met B Company aan de rechterkant terwijl die aan het oprukken waren. Terwijl de compagnie de oostkant van Vacher Farm bereikte kwamen ze onder Duits geweer- en machinegeweervuur uit de richting van Oxford Houses. Terwijl Oxford Houses werd ingenomen door een ondersteunend bataljon reorganiseerde de D Company zich en consolideerde een linie van Oxford Houses naar de oostkant van Vacher Farm. Daar had de compagnie de C Company aan hun rechterzijde en het 5th Battalion Cameron Highlanders Regiment aan hun linkerzijde. De compagnie kon echter nog steeds geen contact krijgen met de A en B Companies. De compagnie werd afgelost in de nacht van 13 oktober op 14 oktober.
De Eerste Slag om Passendale veroorzaakte veel moeilijkheden voor het 8th Battalion Black Watch Regiment. De verschillende compagnieën raakten de weg kwijt en konden geen contact met elkaar maken. Bovendien was het voor de compagnieën onmogelijk om hun doelen te vinden omdat veel doelen vernietigd waren door granaatvuur en als gevolg van de vele modder. Ook de aanwezigheid van lopers, die berichten konden brengen tussen de compagnieën en het hoofdkwartier van het bataljon, bracht problemen met zich mee omdat veel lopers omkwamen. Het aantal brancardiers was ook te weinig in vergelijking met de vraag naar en behoefte aan brancardiers. Tenslotte zorgden de slechte weersomstandigheden en de sterke en voortdurende Duitse beschietingen en sluipschutters ook voor veel moeilijkheden.
Bovendien veroorzaakte de Eerste Slag om Passendale ook heel wat slachtoffers in het 8th Battalion. Het aantal slachtoffers varieerde van 275 tot 353: 36 tot 88 soldaten werden vermist, 200 tot 221 soldaten raakten gewond, één stierf aan zijn verwondingen en 38 tot 43 soldaten werden gedood in de strijd. Onder deze laatsten bevond zich de 22-jarige Peter James Alexander. Hij stierf bij Varlet Farm. Het is daarom mogelijk dat Peter kapitein was van B Company in het bataljon en stierf terwijl hij posities bij Wallemolen bereikte, dat onder Varlet Farm lag. Hij ligt begraven op Tyne Cot Cemetery (perceel XXXV, rij D, graf 14).
Bronnen 4
26 Infantry Brigade: 8 Battalion Black Watch (Royal Highlanders) (The National Archives, KEW (TNA), WO 95/1766/2). https://www.nationalarchives.gov.uk/ Gebruikte bronnen |
Census Scotland, 1901 (The National Archives, Kew (TNA), RG13). https://www.nationalarchives.gov.uk/ Gebruikte bronnen |
McCarthy, Chris. Passchendaele: The Day by Day Account (Londen: Arms & Armour Press, 1995), p. 133. Gebruikte bronnen |
Soldier's Effects records (National Army Museum, Chelsea (NAM) 1901-60; NAM Accesion Number: 1991-02-333). https://www.nam.ac.uk/ Gebruikte bronnen |
Meer informatie 3
Commonwealth War Graves Commission Database https://www.cwgc.org/find-records/find-war-dead/casualty-details/461721 |
Namenlijst (In Flanders Fields Museum) https://namenlijst.org/publicsearch/#/person/_id=ba81ee50-2a82-41f3-bc68-d1e790c11735 |
Lives of the First World War (Imperial War Museum) https://livesofthefirstworldwar.iwm.org.uk/lifestory/11045 |