Ldstm
Otto Bieber

Informatie over geboorte

Informatie legerdienst

Land:
Koninkrijk Pruisen, Duitse Keizerrijk
Strijdmacht:
Deutsches Heer
Rang:
Landsturmmann
Eenheden:
 —  11. Kompanie, III. Bataillon, Infanterie-Regiment von Voigts-Rhetz (3. Hannoversches) Nr. 79  (Laatst gekende eenheid)

Informatie over overlijden

Datum van overlijden:
04/10/1917
Plaats van overlijden:
Tyne Cottage, Passendale, België
Doodsoorzaak:
Killed in action (K.I.A.)
Leeftijd:
20

Begraafplaats

Tyne Cot Cemetery
Plot: II
Rij: L
Graf: 1A

Points of interest 2

#1 Geboorteplaats
#2 Plaats van overlijden (bij benadering)

Mijn verhaal

Otto Bieber werd in 1896 geboren in Groß Werder, een onoogelijk dorpje in het toenmalige Oost-Pruisische district Osterode. De toevoeging "Groß" sloeg bepaald niet op het aantal inwoners van dit weinig opvallende gehucht, dat in 1910 slechts 42 mensen telde en op een smalle landtong lag tussen de meren Grosser en Kleiner Gehl See. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het dorp, samen met het zuidelijke deel van Oost-Pruisen, onder Pools bestuur te staan. Het noordelijke deel met de hoofdstad Königsberg werd ingelijfd door Rusland. Groß Werder kreeg de naam Ostrów Wielki, een Poolse benaming die, net als de oorspronkelijke Duitse naam, verwijst naar een 'groot eiland' of schiereiland.

De jonge Otto diende in de 11. Kompanie van het Infanterie-Regiment von Voigts-Rhetz (3. Hannoversches) Nr. 79, het derde regiment uit de provincie Hannover en het 79e van het Duitse Rijk. Dit regiment maakte deel uit van de 20. Division, die - samen met de 19. Division - grotendeels bestond uit troepen uit Hannover. Beide divisies vormden samen het X. Armeekorps, dat traditioneel bekend stond als het “Hannoveraanse Korps”.

Van Koerland naar Vlaanderen

Midden september 1917 werd Otto’s eenheid van Koerland aan het Oostfront overgebracht naar het westen. Aan het einde van de maand bevond de divisie zich in Vlaanderen, waar het geallieerde offensief volop aan de gang was. De regimentsgeschiedenis schreef hierover:

“Vlaanderen trok de kracht van het hele front aan als een magneet.”

Op 28 september nam de 20e Divisie de frontpositie over van de 23e Divisie, ten westen van Passendale. De eenheden van het 79e Regiment werden in de diepte opgesteld: het I. Bataljon – met de 1e, 2e en 3e compagnie – lag in de frontlinie langs de Langemarkstraat van de spoorweg tot Dochy Farm - met de 1., 2. en 3. Kompanie. De 4e compagnie lag iets daarachter bij Wichmanns Hof en De Bruyne Maurer Hof. Het II. Bataljon, met onder andere de 5e tot en met 7e compagnie, verdedigde de linkerflank richting Zonnebeke. De 8e compagnie bevond zich op de heuvelrug nabij Nieuwemolen, klaar om een tegenaanval te lanceren. Het III. Bataljon, bestaande uit de 9e tot en met 12e compagnie, bevond zich verder naar achteren in bunkers en trechters rond de Flandern I Stellung – het centrale verdedigingspunt voor Passendale.

Deze opstelling weerspiegelde de Duitse tactiek van verdediging in de diepte. Het regiment lag verspreid over ongeveer twee kilometer, met de bedoeling om flexibel terug te vallen onder dekking van mitrailleurvuur. Klassieke loopgraven waren nauwelijks meer aanwezig; soldaten zaten verscholen in met elkaar verbonden kraters. Onherkenbaar, met bleke gezichten, rode ingevallen ogen, hun uniformen bedekt met een opgedroogde modderlaag, waren ze bijna onmogelijk te herkennen voor de geallieerde artillerie.
4 oktober 1917

In de aanloop naar 4 oktober rolde het ene na het andere spervuur van de artillerie over de flanken van de heuvelrug. Communicatie tussen eenheden werd bijna onmogelijk, uitrusting werd onbruikbaar en de mannen werden tot waanzin gedreven. Slechts af en toe was er een pauze, wanneer het gekrijs en gebrul van de artillerie plaatsmaakte voor het gekreun en geschreeuw van de zwaargewonden, die snel werden opgepakt en geëvacueerd. De lichtgewonden werden verbonden en achtergelaten op hun posities.

Op 4 oktober, kort voor zes uur ’s ochtends, barste het artillerievuur met verdubbelde kracht los; alsof elke geallieerde vuurmond zijn woede uitbraakte op de modderige putten van de Hannoverianen.

“Materiaal is troef, mensen zijn niets. Iedereen die nog leeft beseft dat dit krankzinnige, helse fortissimo het hoogtepunt is, de laatste, onovertroffen climax…”

Door het geraas klonk het plotsklaps van links naar rechts “ze komen eraan, daar … daar. Alarm!”

Plots weerklonk het van links naar rechts: “Ze komen eraan, daar ... daar! Alarm!” Wat volgde, was chaos. Zonder duidelijke bevelen, uitgeput en gewond, bemanden de soldaten de laatste werkende mitrailleurs. Achter de geweerlopen branden koortsige ogen. Machinegeweren haperden, vuurpijlen gingen de lucht i , maar de Duitse artillerie gaf nauwelijks antwoord. De Australiërs naderden snel. Waar weerstand werd geboden, doden ze als waanzinnigen, wie terugviel moest door de geallieerde barrage. Sommigen raakten bevangen door een dierlijke, instinctieve doodsangst die oversloeg op anderen en hen in paniek door het artillerievuur naar Passendale dreef; anderen weken georganiseerd, schoten, trokken zich terug en namen opnieuw stelling.

De tweede linie, waaronder de 4e compagnie, was nauwelijks beter af. Slechts één mitrailleur kon worden ingezet voordat deze positie ook werd overrompeld. Het II. Bataljon, dat de linkerflank moest verdedigen, kon de Australische opmars eveneens niet stoppen. De tegenaanval van de 8e compagnie ging verloren in het artillerievuur.

De val van Flandern I

Luitenant Reinsdorff, commandant van de 11e compagnie, haastte zich naar zijn positie bij de Flandern I Stellung. In een bunker tussen de linie en de begraafplaats Keerselarehoek trof hij twee groepen van zijn companie aan, samen met een peloton machinegeweerschutters en wat erdwaalde manschappen van andere compagnieën. De verdediging werd ingericht, maar door het kluwen van eenheden werd het lastig vriend van vijand te onderscheiden.

De bunker kwam steeds meer onder vuur te liggen. Reinsdorff schreef later:

“Toen gebeurde het verschrikkelijke, een zwaar kaliber granaat trof het voorportaal van de bunker. Wie hier stond, lag verminkt, verscheurd en brandend op de grond.”

De overlevenden die de bunker verlieten, werden onmiddellijk krijgsgevangen genomen. Reinsdorff was één van hen. Tegen de middag werd de Flandern I Stellung opgegeven en trokken de overgebleven soldaten zich onder zwaar vuur terug richting Passendale.

Het Beierse 5. Reserve-Infanterie-Regiment wist in de namiddag terug voet aan de grond krijgen op de Duitse begraafplaats aan Keerselarehoek, maar daar bleef het bij. Volgens generaal Ludendorff was 4 oktober 1917 “de zwartste dag” van de Slag om Vlaanderen, ook voor het 79e Regiment was het een ramp zonder weerga. Van het hele regiment bleven slechts 137 man over. De verliezen: 5 officieren en 372 doden, 273 gewonden en circa 1000 vermisten.

Otto Bieber werd gedood op 4 oktober 1917, een paar weken voor zijn 21ste verjaardag. Hij werd begraven bij een bunker in de noordwestelijke hoek van wat nu Tyne Cot Cemetery is. Na de oorlog werd Otto herbegraven bij het Cross of Sacrifice, waar hij naast drie onbekende kameraden ligt. Otto is de enige bekende Duitse soldaat die begraven is op Tyne Cot Cemetery.

Bronnen 2

Brandes H., Geschichte des Königlichen Preußischen Infanterie-Regiments von Voigts-Rhetz (3. Hannov.) Nr. 79 im Weltkrieg 1914-1918 (Hildesheim, August Lax, 1930) 418-704.
Gebruikte bronnen
Prisoners of the First World War, the ICRC archives (International Committee of the Red Cross archives, Geneva (ICRC), ACICR, C G1).
https://grandeguerre.icrc.org/
Gebruikte bronnen