2nd Lt
Albert Parkes Baker
Informatie over geboorte
Geboortedatum: 16/01/1886 |
Geboorteplaats: Old Monkland, Lanarkshire, Schotland, Verenigd Koninkrijk |
Algemene Informatie
Laatst gekende woonplaats: 5, Ettrick Road, Edinburgh, Schotland, Verenigd Koninkrijk |
Beroep: Arbeider rubberindustrie |
Informatie legerdienst
Land: Engeland, Verenigd Koninkrijk |
Strijdmacht: British Expeditionary Force |
Rang: Second Lieutenant |
Service nummer: / |
Eenheden: — Highland Light Infantry, 3rd Bn. attd. Durham Light Infantry, 10th Bn. (Laatst gekende eenheid) |
Informatie over overlijden
Datum van overlijden: 22/08/1917 |
Plaats van overlijden: Inverness Copse, België |
Doodsoorzaak: Killed in action (K.I.A.) |
Leeftijd: 31 |
Begraafplaats
Tyne Cot Cemetery Plot: 46 Rij: G Graf: 12 |
Points of interest 3
#1 | Geboorteplaats | ||
#2 | Laatst gekende woonplaats | ||
#3 | Plaats van overlijden (bij benadering) |
Mijn verhaal
Albert Parkes Baker werd geboren op 16 januari 1886 in Old Monkland (tegenwoordig Coatbridge), Lanarkshire, Schotland. Hij was de zoon van Ada Bennett en Thomas Baker. Voor de oorlog werkte hij als rubberarbeider in Kajang, Gefedereerde Maleise Staten (het huidige Maleisië). Tijdens de Eerste Wereldoorlog trad hij in dienst bij het Britse leger en werd hij ingedeeld in het 3rd Battalion, Highland Light Infantry. In 1916 trouwde hij met Margaret Muirhead in Edinburgh. Een jaar later, in 1917, bevond hij zich op de slagvelden nabij Zillebeke om deel te nemen aan de Slag bij Passendale met het 10th Battalion, Durham Light Infantry.
Op 21 augustus 1917 bevonden de mannen van het 10th Battalion, Durham Light Infantry, zich in Zillebeke Bund, nabij Zillebeke Vijver. Op 22 augustus om 02:00 uur vertrokken de verschillende compagnieën richting de frontlinie, lopend van ten noorden van Clapham Junction tot nabij Stirling Castle. De weg ernaartoe was niet zonder slachtoffers. Een bombardement met gasgranaten dwong de soldaten om hun gasmaskers op te zetten. Tijdens het passeren door Sanctuary Wood werden ze geconfronteerd met een hevig bombardement, dat verdere slachtoffers eiste. Rond 05:00 uur was het bataljon in positie. Eén compagnie zou de frontlinie vasthouden terwijl de aanval begon, een tweede compagnie zou in reserve blijven in de Menin Tunnel en een derde compagnie zou mee aanvallen om een defensieve rechterflank te vormen.
Om 07:00 uur begon de aanval. De eerste fase verliep zonder al te grote problemen. De Duitsers openden geen groot bombardement en het eerste doel werd snel ingenomen. Een hoofdkwartier werd opgezet in Inverness Copse, in de nabijheid van Dumbarton Lakes. Aldaar sneuvelde de leidinggevende officier tijdens het organiseren van een sectie om een machinegeweer in te nemen. In de tussentijd rukte het leidende peloton op richting Herenthage Chateau. Het peloton leed grote verliezen (enkel 1 officier en 2 soldaten keerden terug), maar slaagde erin 50 gevangen te nemen. Omstreeks 08:50 uur werden twee pelotons van de reserve voorwaarts gestuurd richting Inverness Copse om versterking te bieden aan de Somerset Light Infantry en de Duke of Cornwall's Light Infantry. Rond vermoedelijk 10:00 uur moest het hoofdkwartier door de geleden verliezen zich enkele meters terugtrekken naar een positie in Jasper Avenue. Om 11:00 uur werd A Company naar het westelijke gedeelte van Inverness Copse gestuurd, na de vraag om verdere versterkingen. Daarnaast werden 3 pelotons naar de startposities van de aanval gestuurd om deze in te nemen als ondersteuning. Later werden ook deze 3 pelotons richting Inverness Copse gestuurd. Deze posities zouden de rest van de dag worden behouden. In de twee daaropvolgende dagen werd er verder gevochten voor het behoud van Inverness Copse, dat uiteindelijk grotendeels in Britse handen bleef.
Albert Parkes Baker sneuvelde op 22 augustus tijdens het uitvoeren van deze operaties nabij het hoofdkwartier in Inverness Copse. Het bataljon verloor: 53 gesneuvelden, 205 gewonden, 57 gasslachtoffers en 54 vermisten. Hij werd na de oorlog herbegraven op Tyne Cot Cemetery in perceel 46, rij G, graf 12.
Op 21 augustus 1917 bevonden de mannen van het 10th Battalion, Durham Light Infantry, zich in Zillebeke Bund, nabij Zillebeke Vijver. Op 22 augustus om 02:00 uur vertrokken de verschillende compagnieën richting de frontlinie, lopend van ten noorden van Clapham Junction tot nabij Stirling Castle. De weg ernaartoe was niet zonder slachtoffers. Een bombardement met gasgranaten dwong de soldaten om hun gasmaskers op te zetten. Tijdens het passeren door Sanctuary Wood werden ze geconfronteerd met een hevig bombardement, dat verdere slachtoffers eiste. Rond 05:00 uur was het bataljon in positie. Eén compagnie zou de frontlinie vasthouden terwijl de aanval begon, een tweede compagnie zou in reserve blijven in de Menin Tunnel en een derde compagnie zou mee aanvallen om een defensieve rechterflank te vormen.
Om 07:00 uur begon de aanval. De eerste fase verliep zonder al te grote problemen. De Duitsers openden geen groot bombardement en het eerste doel werd snel ingenomen. Een hoofdkwartier werd opgezet in Inverness Copse, in de nabijheid van Dumbarton Lakes. Aldaar sneuvelde de leidinggevende officier tijdens het organiseren van een sectie om een machinegeweer in te nemen. In de tussentijd rukte het leidende peloton op richting Herenthage Chateau. Het peloton leed grote verliezen (enkel 1 officier en 2 soldaten keerden terug), maar slaagde erin 50 gevangen te nemen. Omstreeks 08:50 uur werden twee pelotons van de reserve voorwaarts gestuurd richting Inverness Copse om versterking te bieden aan de Somerset Light Infantry en de Duke of Cornwall's Light Infantry. Rond vermoedelijk 10:00 uur moest het hoofdkwartier door de geleden verliezen zich enkele meters terugtrekken naar een positie in Jasper Avenue. Om 11:00 uur werd A Company naar het westelijke gedeelte van Inverness Copse gestuurd, na de vraag om verdere versterkingen. Daarnaast werden 3 pelotons naar de startposities van de aanval gestuurd om deze in te nemen als ondersteuning. Later werden ook deze 3 pelotons richting Inverness Copse gestuurd. Deze posities zouden de rest van de dag worden behouden. In de twee daaropvolgende dagen werd er verder gevochten voor het behoud van Inverness Copse, dat uiteindelijk grotendeels in Britse handen bleef.
Albert Parkes Baker sneuvelde op 22 augustus tijdens het uitvoeren van deze operaties nabij het hoofdkwartier in Inverness Copse. Het bataljon verloor: 53 gesneuvelden, 205 gewonden, 57 gasslachtoffers en 54 vermisten. Hij werd na de oorlog herbegraven op Tyne Cot Cemetery in perceel 46, rij G, graf 12.
Bronnen 4
10 Battalion Durham Light Infantry (The National Archives, KEW (TNA), WO 95/1908/1). https://nationalarchives.gov.uk Gebruikte bronnen |
1891 Scotland Census (National Records of Scotland, Edinburgh (NRS), Reels 1-409). http://Ancestry.com Gebruikte bronnen |
1901 Scotland Census (National Records of Scotland, Edinburgh (NRS), Reels 1-446). http://Ancestry.com Gebruikte bronnen |
Scotland, National Probate Index (Calendar of Confirmations and Inventories), 1876-1936 http://Ancestry.com Gebruikte bronnen |
Meer informatie 3
Commonwealth War Graves Commission Database https://www.cwgc.org/find-records/find-war-dead/casualty-details/461797 |
Namenlijst (In Flanders Fields Museum) https://namenlijst.org/publicsearch/#/person/_id=e36d1177-0f6e-451c-9e03-79df137e3b4a |
Lives of the First World War (Imperial War Museum) https://livesofthefirstworldwar.iwm.org.uk/lifestory/138732 |